Tussen grotsyndroom en knaldrang

Een van de dingen die ik altijd al fascinerend heb gevonden, is hoe woordenschat weergeeft hoe de wereld in elkaar zit en evolueert. Woorden geven een inkijk in de maatschappij en hoe die functioneert en als groep nadenkt over de dingen des levens. Zeker tijdens de huidige coronacrisis vind ik het een interessant gegeven om even stil te staan bij de nieuwe woorden die her en der ontstaan. Ik zou het daarbij kunnen hebben over de woorden covidioot en coronazi en hoe twee tegengestelden allebei in een negatief daglicht gesteld worden, maar de woorden die me het meeste triggeren zijn grotsyndroom en knaldrang. Twee woorden waar ik warm noch koud van word en waarbij ik me totaal niet aangesproken voel.

.:.

Het grotsyndroom wordt de laatste tijd gebruikt om het fenomeen weer te geven waarbij mensen – jong en oud – zo gewend zijn geraakt aan thuiszitten dat ze moeite hebben om terug buiten te komen en hun sociale leven terug op te pikken. Knaldrang is een term die duidt op de goesting die mensen hebben om terug naar het oude normaal te gaan, met uitbundige feestjes en overdadigheid, veel contacten en veel plezier, zoals het vroeger was.

.:.

Wat me hierbij heel sterk opvalt, is hoe beladen die woorden zijn. De associaties die er – voor mij – uit voortkomen, zijn negatief en heel erg zwaar, alsof we in een heel zwart-witte wereld leven. Ofwel ben je ziek, ofwel heb je een ziekelijke drang om niet te veranderen. Ik stel het nu zelf heel erg zwart-wit voor, maar zo komt het wel voor mij over, en daarom voel ik me niet aangesproken door die woorden.

Illustratie: Barbara Van Ransbeeck

.:.

Het woord grotsyndroom valt uiteen in grot en syndroom. Het woord grot geeft de indruk dat het heel erg donker is als je wat meer rust in je leven toelaat. Alsof je hier enkel in blijft omdat je de uitgang niet onmiddellijk vindt en dus maar bang, eenzaam en verlaten in je donkere kelder blijft zitten. Het woord syndroom geeft de indruk dat je een ziekte hebt als je het leuk vindt om met meer rust en kalmte in de wereld te staan. Alsof het een ziekte is die je met wat pilletjes gezelligheid kan oplossen. Alsof het een ziekte is die terug de wereld uit moet, zodat we zo snel mogelijk terug naar normaal kunnen.

Ik kan nu wel met zekerheid zeggen: Ik heb geen syndroom. Ik ben enkel op zoek naar rust. En ik heb de indruk dat ik niet de enige ben. Dat veel mensen de vrijheid van het thuiszitten hebben ervaren als een periode waarin je kon nadenken over de basis van je leven. Over wat je echt nodig hebt, en vooral over wat je niet nodig hebt. Ik voel meer en meer dat de mallemolen van de huidige maatschappij zichzelf krampachtig in stand probeert te houden, maar dat we het eigenlijk voor een groot deel niet nodig hebben. En dat dat ook oké is. Daarom vind ik het zo jammer dat het nieuwe woord voor dit fenomeen zo negatief beladen is. Zo zwart-wit is. Tijd om rust volledig uit de taboesfeer te halen en te omarmen. Gelukzoekers zou je ook gewoon rustzoekers kunnen noemen, zonder er klinische termen aan vast te plakken. Meer is dat niet.

.:.

Illustratie: Barbara Van Ransbeeck

Het woord knaldrang valt dan weer uiteen in de woorden knal en drang. We hebben zolang in stilte thuisgezeten dat we zo goed als op ontploffen staan om toch maar terug te keren naar het normaal van vroeger en terug dezelfde uitspattingen te kunnen doen als toen. Met veel contacten, drank en uitbundigheid, want anders kan je niet voort in het leven. Waaruit bestaat het leven als we niet om de zoveel tijd een uitspatting hebben waarbij we al onze zorgen vergeten en onze energie kwijt kunnen? Het kan mijn eigen invulling zijn, maar opnieuw valt me op hoe dwingend het gekozen woord aanvoelt. Het klinkt niet alsof we willen genieten van verbinding als je knaldrang zegt. Het klinkt alsof je vooral hard wil gaan en alles wilt vergeten en dus wegloopt van het gevoel niet te kunnen verbinden door vluchtige verbindingen aan te gaan.

En ik kan dus hier ook met zekerheid zeggen: ik heb geen drang om te knallen. Ik ben enkel op zoek naar wat meer echte verbinding. Naar wat meer echt waardevolle contacten. En dat mag tijdens een feestje. Dat mag al dansend en al zingend. Dat mag via de roes van toevallige ontmoetingen en terloops gekruiste blikken. Maar het hoeft niet. Er zijn geen dranghekken nodig om de knaldrang in te tomen. Ik heb gewoon wat verbindingszin. Meer is dat niet.

.:.

Ik weet dus niet wie ervoor zorgt dat nieuwe woorden ontstaan of aanvaard worden als het woord voor een bepaald fenomeen, ik weet alleen dat zwart-witte termen vaak niet lijken te kloppen voor mij. Dus even een kleine oproep om bij het volgende nieuwe woord wat minder zwart-wit en dramatisch te kiezen en wat meer stil te staan bij het gevoel dat het oproept. Want ik heb geen syndroom. Ik ben enkel op zoek naar wat meer rust. Ik heb geen knaldrang. Ik wil enkel wat meer verbinding.

Een reactie achterlaten